Als je gaat doorvragen om te snappen hoe iemand over een situatie denkt, is het goed om te weten dat er drie soorten vragen zijn. Deze soorten vragen richten de aandacht op verschillende gebieden en leveren daarmee ook overtuigingen op (van je gesprekspartner) die over verschillende gebieden gaan. Grofweg kun je vragen stellen om een probleem helder te krijgen (en op te lossen), om iemands perspectief te verbreden of naar zichzelf te laten kijken.
1. Probleemoplossend
De eerste soort vragen komt veel voor in de werkpraktijk. Je stelt de vraag vanuit het idee dat je een inhoudelijke bijdrage wilt leveren. Je stelt bijvoorbeeld de volgende vragen:
- “Hoe zou je het beste X kunnen aanpakken?”
- “Wat gebeurde er precies toen je Y deed?”
- “Zou je niet dit of dat kunnen doen?”
Als het gesprek goed verloopt, lossen jullie samen het probleem op. Als er een volgende keer een probleem ontstaat dat een beetje anders is, moeten jullie er weer voor gaan zitten.
2. Kaderverruimend
De tweede soort vragen helpt de ander om ruimer naar het probleem te kijken. Je onderzoekt samen de overtuigingen die belemmerend kunnen werken voor het oplossen van het probleem. Vragen van deze soort zijn:
- “Hoe zou collega X dit aanpakken?”
- “Wat gebeurt er als je nu even helemaal niks doet?”
- “Welke uitgangspunten die je hanteert zijn misschien niet zo nodig?”
- “Wat zou er gebeuren als je in plaats van X iets anders zou doen?”
- “Wat kan er in het ergste geval misgaan?”
- “Welke andere conclusies zijn er mogelijk ook te trekken?”
In een goed gesprek leveren deze vragen vaak een verruiming van de beleving van de werkelijkheid op. Als een bepaald probleem in de toekomst nogmaals zou opkomen, dan zou je gesprekspartner het makkelijker zelf kunnen oplossen. Omdat het vragen zijn die een coachende inslag hebben, moet je in de gaten houden of de ander daarvoor open staat.
3. Persoonsontwikkelend
De derde soort vragen gaat nog een stap verder en legt de focus op de persoon. Wat zegt dit probleem over de ander? Je hebt het niet meer zozeer over het probleem maar je richt je op degene die het probleem heeft.
Voorbeelden:
- “In hoeverre loop je op andere gebieden ook tegen dergelijke problemen aan?”
- “Wat maakt dat jij zoveel last hebt van dit probleem en anderen minder?”
- “Wat zegt dit probleem over jou?”
- “Welk patroon van jou zorgt dat je steeds weer tegen dit probleem aanloopt?”
In een gesprek waarin deze vragen worden besproken, kan de ander veel over zichzelf leren. Het wordt een persoonlijk gesprek waarbij je gesprekspartner heel anders naar het probleem gaat kijken. De vraagstelling kan confronterend overkomen. Daarom is het goed om vooraf te bespreken of de ander daarvoor open staat.