Als je een overtuiging interview wilt doen waarbij de ander zich herkent in de overtuigingen die je vindt, dan is het noodzakelijk dat je niet teveel interpretaties gebruikt. Hieronder zie je een uitspraak (cursief) en daaronder mogelijke samenvattingen:
- “Ik vind het ontzettend vervelend om halverwege mijn slaap gewekt te worden”
a) Zij is dus vast geen ochtendmens.
b) Zij vindt het vervelend om midden in zijn/haar slaap wakker gemaakt te worden.
c) Zij zou vast iets hebben aan de ‘Teleac Slaapcursus’.
- “Het mooie aan de Mini is dat je door de dwarsgeplaatste motor zoveel beenruimte hebt”
a) Hij is een liefhebber van Engelse auto’s.
b) De mini geeft door zijn constructie veel beenruimte.
c) Als hij van die lange benen heeft zou hij toch zeker de Renault Espace eens moeten uitproberen.
- “Ik vind het niet goed dat mijn kinderen eindeloos achter de tv hangen, ik laat ze iedere week van tevoren een keus maken uit de tv-gids”
a) Passief tv kijken mogen ze daar niet, ze kiezen hun programma’s van tevoren uit.
b) Het zullen wel van die VPRO-types zijn.
c) Dan zullen ze best nog wel eens ruzie hebben als er op twee netten tegelijk iets is.
d) Ik weet niet of zo’n rationele opvoeding nou altijd zo goed is voor een kind, het is ook belangrijk dat een kind soms eens impulsief kan doen waar het zin in heeft.
- “Als je personeel niet hard aanpakt, lopen ze voor je het weet over je heen, ze moeten weten wie er de baas is”
a) Daar heb je als man toch minder last van.
b) Ze wil met een harde aanpak voorkomen dat het personeel over haar heen loopt.
c) Misschien verwart ze een harde aanpak met duidelijkheid naar haar medewerkers toe.
- ” Die rode stoel zit het lekkerst”
a) Zij vindt de rode stoel beter zitten dan de andere stoelen.
b) De kleur rood duidt mogelijk op verdrongen agressie, de stoel en het willen zitten op passief verzet en het ‘lekkerste’ op hedonistische trekjes, kortom, een interessant geval.
c) Dan weet ze niet wat ze mist als ze die groene nog niet geprobeerd heeft.
Antwoorden
Je kunt het beste zo dicht mogelijk bij de woorden van de ander blijven. Bij de antwoorden 1b, 2b, 3a, 4b en 5a doe je dat. Herken je misschien de neiging die achter de andere antwoorden zit? Om jouw beeld van de situatie terug te geven i.p.v. hetgeen er feitelijk gezegd is?